Interview Jens van Tricht
Jens van Tricht is oprichter (en inmiddels directeur-bestuurder) van Emancipator, de enige organisatie in Nederland die zich expliciet richt op het betrekken van mannen bij het thema gendergelijkheid. Al meer dan 35 jaar zet hij zich in voor een wereld waarin mannen de ruimte krijgen om zorgzaam, kwetsbaar en gelijkwaardig te zijn – aan zichzelf en aan anderen. Met zijn boeken ‘Waarom feminisme goed is voor mannen’ en ‘Wat voor man wil jij zijn?’, en talloze lezingen, interviews en projecten geeft hij richting aan het gesprek over mannelijkheid in de 21e eeuw. Van Tricht is een scherpe denker en bevlogen spreker, die de complexiteit van gender op toegankelijke en betrokken wijze weet te vertalen naar de praktijk.
Wat was voor jou de aanleiding om Emancipator op te richten? En hoe heeft jouw achtergrond, onder andere je studie vrouwenstudies – waar je volgens mij een van de weinige mannen was – jou daarin gevormd? ‘Dat is alweer even geleden. Emancipator is zo’n elf jaar geleden ontstaan als een logisch vervolg van mijn persoonlijke ontwikkeling. Maar eigenlijk gaat het nog veel verder terug. Ongeveer 35 jaar geleden werd ik geraakt door het feminisme, en sindsdien hebben we elkaar niet meer losgelaten. ‘Dat begon in de kraakbeweging, waar ik in contact kwam met vrouwen die verhalen vertelden over seksisme, machtsmisbruik, geweld… en ik realiseerde me toen: hier heb ik iets gemist in mijn opvoeding en in mijn algemene ontwikkeling. De wereld is zo sterk ingedeeld in mannen en vrouwen – en dat heeft gigantische gevolgen. Veel van het onrecht waar we tegen strijden komt voort uit die indeling, en ik moest dus ook naar mezelf kijken: ik ben deel van het probleem.‘ ‘Toen ben ik vrouwenstudies gaan studeren – als een van de weinige mannen – en dat was voor mij een persoonlijke en politieke bewustwording. Alles viel samen: idealisme, persoonlijke groei én inzicht in maatschappelijke structuren. “En later, via het internationale netwerk MenEngage, kwam het idee om een Nederlandse organisatie op te zetten die mannelijkheid als vraagstuk centraal zou stellen. Dat werd Emancipator.’
In je boek Waarom feminisme goed is voor mannen spreek je over de zogenaamde "manbox" - het keurslijf waar mannen in opgevoed worden. Wat zie jij als het meest schadelijke aspect van die traditionele mannelijkheidsnormen? En hoe kunnen mannen zich daaraan ontworstelen? ‘Ja, dat is een kernvraag. Het meest schadelijke is eigenlijk heel simpel: jongens en mannen leren al vroeg dat ze niet vrouwelijk mogen zijn. Niet zwak, niet gevoelig, niet zorgzaam – en vooral niet lijken op meiden of homo’s. Dat is de eerste les die ze krijgen. Het idee is: je moet constant je mannelijkheid bewijzen om te voorkomen dat je ontmannelijkt wordt. ‘Het gevolg is dat we man-zijn belangrijker maken dan mens-zijn. En daarmee onderdrukken mannen ook een wezenlijk deel van zichzelf: hun vermogen tot verbinding, kwetsbaarheid, empathie. ‘Hoe je daaraan ontsnapt? Dat is lastig – het is geen individuele opgave. Je hebt elkaar nodig. Want we leven in een samenleving die deze normen voortdurend bevestigt. Emancipator probeert dat hokje open te breken. Door te laten zien dat er niet één manier is om man te zijn, willen we de definitie van mannelijkheid verruimen en verbinden aan menselijkheid. ‘Maar zodra je zegt: mannen moeten hun vrouwelijke kanten omarmen, stuit je op weerstand. Want vrouwelijkheid wordt nog steeds als minderwaardig gezien. En dat is het bredere maatschappelijke probleem: onze samenleving waardeert mannelijke eigenschappen – zoals competitie, onafhankelijkheid en productie – veel hoger dan zorgzaamheid, empathie en samenwerking.’
“Wees je bewust van je eigen aannames en gedragingen, want kinderen pikken die haarfijn op.”
Een andere uitdaging die we tegenkomen: Hoe betrekken we mannen actief bij het streven naar gendergelijkheid? Waarom lijkt het vaak alsof vooral vrouwen hierover in gesprek zijn? ‘Dat is een vraag die ik mezelf ook al jaren stel. Waar zijn al die mannen in de levens van de vrouwen die zich hier zo voor inzetten? Waarom zijn ze niet zichtbaar als bondgenoot, als ambassadeur, als deelnemer aan gesprekken zoals deze? ‘Mijn ervaring is: veel mannen wíllen wel verandering – of liever gezegd, ze willen dat die verandering er is – maar ze zien het niet als hún verantwoordelijkheid. Ze denken: oké, vrouwen krijgen meer ruimte, wij doen een stap opzij. Maar zelf veranderen? Dat idee is nog niet doorgedrongen.’ ‘Veel mannen zitten daardoor in een spagaat. Aan de ene kant willen ze een moderne partner zijn, betrokken vader, empathische collega. Maar aan de andere kant ontvangen ze nog steeds voordelen van het patriarchale systeem – het patriarchale dividend. En ze worden ook gestraft als ze te ver afwijken van de norm. Denk aan de bro-code, of die typische opmerkingen van “je moet wel de man in huis zijn”. ‘Ik zie het alsof we op twee aardplaten leven die over elkaar schuiven. De oude, patriarchale wereld, en een nieuwe, geëmancipeerde wereld. Vrouwen staan vaker al op die nieuwe plaat. Veel mannen balanceren nog op de rand. En zolang we vrouwelijkheid als iets ‘lagers’ blijven zien, zullen mannen bang blijven om eigenschappen te omarmen die ze als bedreigend ervaren voor hun man-zijn.’
Wat zou je ouders of opvoeders willen meegeven die vandaag de dag jonge kinderen grootbrengen? Wat is de sleutel om die nieuwe, gelijkwaardige generatie te vormen? ‘Laat kinderen zichzelf zijn. Geef ze ruimte. Laat jongens huilen en meiden boos worden. Laat ze zorgen én bouwen. Ga zelf het gesprek aan over rollen, verwachtingen, emoties. En wees je bewust van je eigen aannames en gedragingen, want kinderen pikken die haarfijn op. ‘Opvoeding is een politiek én liefdevol instrument. Als we willen dat de wereld verandert, moeten we beginnen bij wat we onze kinderen meegeven over wat het betekent om mens te zijn – en niet om man of vrouw te zijn volgens een verouderd script. Er zijn mannen die zich willen emanciperen. Die hun kwetsbaarheid erkennen en zoeken naar manieren om los te komen van traditionele beelden over mannelijkheid. Al jaren proberen wij (met Emancipator) een plek te bieden voor deze mannen, zodat ze niet het gevoel hebben dat ze alleen staan. Want dat zijn ze niet. Er zijn anderen die met dezelfde vragen en gevoelens worstelen.’ ‘De feministische beweging heeft baat bij het openen van ruimte voor deze mannen, net als bredere emancipatie-initiatieven. Individuele verandering kan niet zonder collectieve ondersteuning. Nurture, zorg, gebeurt niet alleen thuis of één-op-één. Die vindt ook plaats in collectieve structuren – in groepen, vriendschappen, gemeenschappen. Zelfs self-nurture – een vorm van zelfzorg – is een vorm van collectieve ontwikkeling, omdat het gevoed wordt door de cultuur waarin je leeft. ‘Het is belangrijk dat we plekken creëren waarin we kunnen oefenen met 'anders zijn'. In gezinnen, relaties en ouderschap is er nog vaak de illusie dat we alles zelf, als individu, kunnen oplossen. Maar dat is een neoliberaal sprookje. “It takes a village to raise a child”, en dus zullen we dat dorp opnieuw moeten vormen. Niet alleen voor onze kinderen, maar ook voor onszelf. Een goed voorbeeld: we hebben nu ouderpacten over schermgebruik. Waarom geen genderpact? Een collectieve afspraak om kinderen vrijer op te voeden, zonder stereotiepe ideeën over wat bij meiden of jongens hoort. Als één klas opgroeit zonder roze-blauw denken, heb je al een culturele verschuiving in gang gezet.’
“Het meest schadelijke is eigenlijk heel simpel: jongens en mannen leren al vroeg dat ze niet vrouwelijk mogen zijn. Niet zwak, niet gevoelig, niet zorgzaam – en vooral niet lijken op meiden of homo’s. Dat is de eerste les die ze krijgen. Het idee is: je moet constant je mannelijkheid bewijzen om te voorkomen dat je ontmannelijkt wordt.”
‘Veel ouders denken: “ik geef mijn zoon poppen en mijn dochter auto's”, maar vergeten te kijken naar hun eigen gedrag. Want uiteindelijk doen kinderen niet wat je zegt, maar wat je voordoet. Als je als vader ongemak voelt bij het huilen van je zoon, of als hij roze wil dragen, onderzoek dan dat ongemak. Dat is het echte werk. En behandel je kinderen gelijkwaardig, ongeacht hun gender. Speel voetbal met je dochter, knutsel met je zoon – of andersom – maar wees nieuwsgierig naar hun voorkeuren, zonder ze te kaderen. ‘De wereld voedt je kind net zo hard op als jijzelf. En de “saus” van stereotypering komt van buiten én zit in onszelf. Dat is confronterend, maar ook een uitnodiging. Want heruitvinden hoe we met elkaar leven, dat kunnen we alleen samen. ‘Dat geldt ook voor hoe mannen met elkaar omgaan. Toen Trump sprak over “locker room talk”, zijn we met mannen in gesprek gegaan: wat doe je als je vrienden seksistische grappen maken in een appgroep?’ ‘Vaak voelen mannen zich ongemakkelijk, maar durven ze niets te zeggen. De oplossing begint klein: maak zelf die grappen niet, lach er niet hard om, zoek bondgenoten in de groep die er ook moeite mee hebben. Zo ontstaat er collectieve draagkracht om de cultuur te veranderen – niet door één held, maar door stille samenwerking.
‘In de opvoeding gebeurt hetzelfde. Veel vaders voelen zich buitengesloten in de zorg voor kinderen. Niet alleen door zichzelf, maar ook omdat moeders – vaak onbewust – hun eigen standaarden opleggen. Zorg is eeuwenlang cultureel toegeëigend door vrouwen. We moeten opnieuw leren: zorg is niet vrouwelijk – zorg is menselijk. ‘We denken vaak dat we de wereld veranderen door het kind te veranderen. Maar kinderen spiegelen ons gedrag. Ze zijn geen probleem om op te lossen, maar een reflectie van wie wij zijn – en van de cultuur waarin we hen laten opgroeien. ‘Het begint dus bij onszelf. Maar het eindigt daar niet. We hebben elkaar nodig – als ouders, als vrienden, als mannen en vrouwen – om een nieuwe omgangscultuur te vormen. Eén waarin gelijkwaardigheid niet alleen wordt gewild, maar ook werkelijk wordt geleefd.’